Wat zou je doen als je een manier hebt gevonden om hoogwaardig isolatiemateriaal te maken door middel van fermentatie van plantaardige reststoffen? Precies. Insturen voor een ontwerpwedstrijd en proberen jouw innovatie op de markt te brengen. Klinkt logisch toch? Er is alleen een probleem: het lukt meestal niet of het duurt erg lang. En zo gaat jouw wereldverbeterende innovatie verloren. Zelfs als je een eervolle ontwerpprijs wint, lukt het je niet om je vinding op de markt en dus in de maatschappij te krijgen.

Projectleider
Kaj Morel
Onderzoeksthema
Looptijd
Lopend

Maatschappelijk gezien is het van belang dat innovatieve, duurzame materialen op grote(re) schaal in gebruik worden genomen om daarmee de transitie naar een duurzame wereld te helpen realiseren. Dat is voor veel ontwerpers dan ook de belangrijkste reden dat zij zich richten op het (door)ontwikkelen van biobased materialen: producten die gemaakt zijn uit hergroeibaar, vaak plantaardig materiaal in tegenstelling tot fossiele, niet hernieuwbare materalen. Deze ontwerpers willen de wereld verduurzamen en hebben goede ideeën. Innovatieve biobased productontwerpen winnen regelmatig prijzen. De noodzakelijke stap naar brede maatschappelijke impact vindt echter niet plaats. Dat is voor de ontwerpers frustrerend en voor de samenleving nadelig.

 

Valt hier iets aan te doen?

Om te kijken of hier iets aan te doen is, hebben we eerder in samenwerking met ClickNL een onderzoek gedaan met de titel ‘Van Award naar Impact: Creatieve oplossingen voor de biobased transitie’ waarin we de maatschappelijke impact van ontwerpers van biobased materialen en producten onderzochten. We ontdekten dat deze impact veel lager is dan gehoopt en gewenst. Dat komt vooral omdat blijkt dat in de praktijk eigenlijk maar één manier bestaat waarop je als ontwerper van biobased materialen maatschappelijke impact kunt maken: commercieel succes op de markt. Met andere woorden, als ontwerpers er niet in slagen om hun biobased innovaties te verkopen via de markt, hebben ze geen impact. En juist deze commerciële vermarkting blijkt in de praktijk problematisch.

 

Er blijkt namelijk op meerdere fronten sprake van botsende belangen. Als een ontwerper-ondernemer aanklopt bij een bestaande fabrikant om een machine of productieruimte te huren, heeft deze daar geen baat bij. Bestaande fabrikanten en overheden deinzen terug voor desinvestering en kapitaalvernietiging en vinden het daarom moeilijk om over te stappen op nieuwe biobased producten. En overheden zien nieuwe biobased ontwerpen vaak als risicovol omdat ze nog niet op de lange termijn bewezen zijn. Daardoor zijn ze terughoudend in het verstrekken van vergunningen.

 

Terwijl ontwerpers dus ervaren dat impact maken via de markt vaak niet goed werkt, blijkt het desondanks erg lastig om ervan los te komen, om buiten het huidige (economische) systeem te denken en om alternatieven te ontwikkelen om wel impact te maken. Dat frustreert hen omdat ze ervan overtuigd zijn dat de stap naar een alternatief economisch systeem noodzakelijk is. Ten eerste omdat het huidige systeem overconsumptie in de hand werkt. Ten tweede omdat het weinig verdienmogelijkheden biedt voor duurzame ontwerpers.

 

Om uit deze impasse te geraken hebben we met de ontwerpers die deelnamen aan ons onderzoek gekeken of er voor hen andere, effectievere manieren zijn om impact te maken. Daaruit kwam naar voren dat een kansrijkere manier om impact te maken bestaat uit het ontwikkelen van infrastructuren en programma’s voor vormen van innovatie waarbij iedereen vanaf het begin met elkaar om de tekentafel zit. Dat impliceert tevens een herdefiniëring van rollen en eigenaarschap. We hebben deze vorm van innovatie collectieve innovatie genoemd en hiervoor de volgende werkdefinitie opgesteld:

 

Collectieve innovatie verwijst naar de introductie van nieuwe producten, processen, organisatievormen en manieren van werken door actieve deelname van zoveel mogelijk belanghebbenden (stakeholders) binnen een gemeenschap (community of practice) met als doel een bepaalde verbetering voor de gemeenschap te bereiken en waarbij alle opbrengsten ten goede komen aan die gemeenschap.   

 

Biedt collectieve innovatie een oplossing?

In het vervolgonderzoek waarmee we nu bezig zijn, verdiepen we ons in de vraag wat collectieve innovatie precies inhoudt met als doel een effectieve praktische aanpak voor collectieve innovatie te ontwerpen – een prototype– met een focus op de biobased transitie.

 

Allereerst hebben we samen met onze partners –makerspace SPARK Campus in Den Bosch, culturele broedplaats Electron in Breda, stadsontwikkelingsinitiatief Haus der Materialisierung in Berlijn, creatieve studio Biobased Creations in Amsterdam en de Dutch Design Foundation in Eindhoven– bestaande benaderingen verkend, zoals open innovatie, disruptieve innovatie, co-creatie innovatie, sociale innovatie, en consortiuminnovatie. We hebben deze gekoppeld aan alternatieve economische benaderingen die het collectief benadrukken zoals governing the commons, economische systeeminnovatie, en community wealth building. Daarnaast hebben we gekeken naar een aantal goed gedocumenteerde praktijkvoorbeelden die inspiratie bieden voor collectieve innovatie zoals sommige Nederlandse broed- en vrijplaatsen maar ook internationale casussen als L’ Asilo in Napels en Can Batllo in Barcelona.

 

Op basis van deze input hebben we een concept prototype ontwikkeld dat we verderop zullen toelichten. Dit prototype ontwikkelen we op twee manieren verder. Allereerst toetsen we het in de praktijk in werksessies met onze partners en hun netwerken, de zogenaamde PIPA workshops. Daarnaast bespreken we het prototype met innovatie-experts uit wetenschap en onderzoek. Op basis van de reacties en inzichten uit de PIPA workshops en expertgesprekken komen we tot een verbeterd prototype aan het eind van dit onderzoek waarvan zowel de inhoudelijke adequaatheid en de praktische toepasbaarheid op kleine schaal zijn getest.

 

Van PIPA naar IIPA workshops

PIPA is een bepaalde sleutelmethodiek die staat voor Participatory Impact Pathways Analysis, een gestructureerde praktische aanpak voor actieonderzoek naar veranderprocessen waarin alle belanghebbenden bij een vraagstuk gezamenlijk een verandertheorie en impactroutes (manieren om tot die verandering te komen) ontwikkelen [1]. Hoewel een klassieke PIPA met name draait om het ontwikkelen van een commerciële dienst of product, hanteren wij een meer-dan-markt (more-than-market) aanpak. Dat wil zeggen dat we bij het ontwerpen van onze specifieke workshops ervan zijn uitgegaan dat de ontwikkeling van innovaties met een positief effect voor het algemeen belang het beste als inclusieve maatschappelijke processen vormgegeven kunnen worden. Vandaar dat wij verder moeten kijken dan potentiële producenten en consumenten van product- of dienstinnovaties. We noemen deze workshops dan ook niet PIPA maar IIPA: Inclusive Impact Pathways Analysis. IIPA workshops betrekken een breed spectrum aan maatschappelijke partijen: initiatiefnemers en potentieel betrokken burgers net zo zeer als beleidsmakers, commerciële partijen, wetenschappers, kunstenaars, activisten en (burger)experts.

 

Voor veel van deze partijen zijn tijd en geld beperkt. De betrokken deelnemers kunnen het zich vaak niet permitteren om onbetaald deel te nemen aan een workshop van meerdere dagen zoals bij een PIPA . Daarom hanteren we in onze IIPA workshops een ‘snelkook’-variant die met name inzet op de ontwikkeling van het prototype als synthese van verandertheorie en impactroutes ineen en bieden we de deelnemers een vergoeding aan.

 

Het prototype

 

 

De structuur van de IIPA wordt in hoge mate bepaald door het speciaal hiervoor ontwikkelde model voor Collectieve Innovatie. Omdat het model in ontwikkeling is hebben we het over een prototype. Centraal in het prototype staat de beoogde innovatie, want daar draait het om. Daaromheen staan vier pijlers: dit zijn de toetsstenen voor collectieve innovatie aan de hand waarvan bepaald kan worden in hoeverre daadwerkelijk sprake is van collectieve innovatie. Licht vereenvoudigd gaat het daarbij om de volgende vragen (vertegenwoordigd binnen de vier pijlers van Collectieve Innovatie):

 

  1. Welke innovatie wordt nagestreefd?
  2. Door welke gemeenschap/relaties wordt de innovatie gesteund?
  3. Hoe verloopt de besluitvorming binnen het innovatieproces?
  4. Wie financiert de innovatie en hoe worden de opbrengsten verdeeld?

 

Elke pijler is uitgewerkt in enkele deelvragen, een tip en een check om het gesprek erover te richten en te vergemakkelijken.

 

Gebruik van het prototype is eenvoudig. De beoogde innovatie wordt ingevuld in de middencirkel, bijvoorbeeld ‘dakpannen van vlas’. Door nu één voor één de verschillende pijlers te doorlopen en de vragen, checks en tips te beantwoorden en te bespreken ontstaat aan de ene kant een beeld van de mate waarin de beoogde innovatie daadwerkelijk aangemerkt kan worden als collectieve innovatie en aan de andere kant wordt inzicht verkregen wat ervoor nodig is om de beoogde innovatie een collectieve innovatie te maken (waardoor de kans op succesvolle introductie in de maatschappij vergroot wordt, zoals onze veronderstelling is).

 

Eerste bevindingen

De eerste twee IIPA workshops hebben een aantal zaken duidelijk gemaakt:

  1. Het prototype werkt goed om een gestructureerd gesprek te voeren over de casus van collectieve innovatie die in de IIPA centraal staat;
  2. Een heldere omschrijving van de beoogde collectieve innovatie geven blijkt in de praktijk niet eenvoudig. Dat komt mede door het complexe karakter van meer-dan-markt innovaties waarvan Spark Innovation Campus en Haus der Materialisierung voorbeelden zijn;
  3. Het blijkt mogelijk om in de duur van de workshop het model te doorlopen, maar de tijd is wel beperkt en soms is er behoefte aan een meer diepgaand gesprek over bepaalde onderdelen uit het prototype;
  4. Desondanks (punten 2 en 3) geven deelnemers aan dat zij de workshop als waardevol ervaren, dat het prototype bruikbaar is en nieuwe inzichten verschaft en dat het aan te bevelen is om het door te ontwikkelen in een nog toegankelijkere en makkelijker te gebruiken ‘toolkit’;
  5. Ook de partners in het project geven aan veel te leren van de IIPA workshops en het gebruik van het prototype en hebben tegelijkertijd bruikbare suggesties voor aanpassingen en verbeteringen.

 

Het vervolg

Het onderzoeksproject is nu ongeveer halverwege. We gaan nog het volgende doen:

  • De IIPA workshops bij Biobased Creations
  • Het toetsen van het prototype in samenwerking met innovatie experts en Building Balance.
  • Opstellen eindrapport
  • Presentaties op de Dutch Design Week en voor politiek, wetenschap en burgermaatschappij in Berlijn

 

 

Onze impact

Wij zijn ervan overtuigd dat er een rol is weggelegd voor de creatieve sector als het gaat om het ontwikkelen van innovaties voor een meer biobased, circulaire en duurzame economie. Tegelijkertijd wordt het steeds duidelijker dat een commerciële, marktgerichte aanpak alleen niet effectief genoeg is om een missiegedreven economie te realiseren. Daarom is het doel van dit project het stimuleren en versnellen van de biogebaseerde transitie door het vinden van meer inclusieve en participatieve vormen van het organiseren van innovatie. De impact van het project kan worden afgemeten aan de mate waarin het erin slaagt een werkbaar prototype voor collectieve innovatie te bieden. In een vervolgproject willen we dit prototype omzetten in een toolkit voor praktische toepassing.

 

Deelnemers van dit project zijn

  • Sebastian Olma, lector Cultural and Creative Industries, Centre of Applied Research for Art, Design and Technology, Avans Hogeschool
  • Kaj Morel, lector Ondenkbare Marketing, Centre of Expertise Brede Welvaart en Nieuw Ondernemerschap, Avans Hogeschool
  • Rikst Westra, onderzoeker onderzoeker Centre of Applied Research for Art, Design and Technology, Avans Hogeschool

Meer weten, reageren of meedoen?

Neem contact op met Rikst Westra via ra.westra@avans.nl.

 

[1] Een uitgebreidere toelichting vind je hier: http://pipamethodology.pbworks.com/w/page/70283575/Home%20Page